Met Charlotte van Pallandt behoort Piet Esser tot de belangrijkste portrettisten van de moderne Nederlandse beeldhouwkunst. Worsteling en omarming zijn de tegengestelde thema’s binnen zijn, bij vlagen, weergaloos knappe en immer consciëntieus gebouwde oeuvre dat uiterlijk gekarakteriseerd wordt door de brede toets van het oorspronkelijke model in was.
Na zijn zilveren Prix de Rome in 1938 werd hij in 1947 opvolger van professor Jan Bronner aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. De nestor van de Nederlandse beeldhouwkunst heeft faam verworven als beeldhouwer van enkele betekenisvolle monumenten, waaronder het monument voor de Watersnoodramp in Rotterdam, het Troelstramonument in Den Haag en het Brederomonument in Amsterdam. Bovendien excelleerde hij met dynamisch kleinplastiek en als ‘vader’ van de sculpturale penning in Nederland.